Eenvoudige instellingsgids

Fn-knop

Als je op de Fn-knop (functieknop) drukt, wordt een set van 12 functies weergegeven die je hebt toegewezen en die je snel kunt gebruiken en instellen. Je hoeft de functie niet te selecteren via de MENU-knop, zodat het wijzigen van instellingen heel gebruiksvriendelijk is.
Setting steps

Druk op de Fn-knop en kies het gewenste item en de instelling met het besturingswiel en de middenknop.

Er kunnen maximaal 12 functies worden vastgelegd. Druk op de MENU-knop en selecteer Function Menu Set (Functiemenu instellen). Kies vervolgens een gebied en een functie om aan dat gebied toe te wijzen.

Opnamemodus

Om de AF-instelling vrij te kunnen regelen, kun je het beste opnamen maken in de P-, A-, S- of M-modus in plaats van de modus Intelligent Auto of Superior Auto.
Instellingsstappen

Draai de moduskiezer om de gewenste opnamefunctie te selecteren.

Opnamemodus
P (automatisch programma) Hiermee kun je opnamen maken waarbij de belichting automatisch wordt aangepast (zowel de sluitertijd als de diafragmawaarde (F-waarde)). Je kunt ook diverse instellingen selecteren via het menu en deze naar wens aanpassen.
A (diafragmavoorkeuze) Hiermee kun je het diafragma aanpassen en opnamen maken als je de achtergrond wilt vervagen, etc.
S (sluitervoorkeuze) Hiermee kun je snel bewegende onderwerpen fotograferen door de sluitertijd handmatig in te stellen.
M (handmatige belichting) Hiermee kunt je foto's met de gewenste belichting maken door de sluitertijd en het diafragma in te stellen.
Slim automatisch (α6000)
Automatisch (α6300)
Hiermee kun je foto's maken waarbij de instellingen automatisch worden aangepast.
Superior Auto Hiermee kun je foto's van hogere kwaliteit maken dan in de modus Intelligent Auto, terwijl de instellingen automatisch worden aangepast.
MR (Geheug.nr. oproep.) (α6000)
1, 2 (Geheug.nr. oproep.) (α6300)
Hiermee kun je een opname maken na het selecteren van vaak gebruikte modi of numerieke instellingen die vooraf zijn vastgelegd.

Scherpstelmodus

Kies een methode om scherp te stellen afhankelijk van de beweging van het onderwerp. In dit boekje worden voornamelijk de methoden AF-C en AF-S als voorbeeld gebruikt.
Instellingsstappen

Druk op de Fn-knop, kies Focus Mode (Scherpstelmodus) en kies de gewenste modus.

Scherpstelmodus
Single-shot AF De scherpstelling wordt vergrendeld wanneer de scherpstellingsaanpassing is bereikt. Gebruik Single-shot AF als het onderwerp niet beweegt.
Automatische AF Hiermee schakel je tussen Single-shot AF en Continue AF, afhankelijk van de beweging van het onderwerp. Wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt, wordt de scherpstelling vergrendeld wanneer de camera bepaalt dat het onderwerp niet beweegt. Zolang het onderwerp in beweging is, blijft de camera scherpstellen. Tijdens continu-opnamen maakt de camera vanaf de tweede opname automatisch opnamen met Continue AF.
Continue AF De camera blijft scherpstellen zo lang de sluiterknop half ingedrukt wordt gehouden. Gebruik dit als het onderwerp beweegt.
DMF Hiermee kun je handmatige en automatische scherpstelling combineren.
Handmatige scherpstelling Hiermee kun je de scherpstelling handmatig aanpassen.

Scherpstelgebied

Hier kun je instellen op welk gebied binnen het kader moet worden scherpgesteld. De basisoptie is Breed, maar je kunt ook Zone, Centrum of Flexibele spot kiezen.
Instellingsstappen

Druk op de Fn-knop, kies Focus Area (Scherpstelgebied) en kies de gewenste instelling.

Breed

Er wordt automatisch scherpgesteld op een onderwerp binnen het hele bereik van het beeld. Om het gebied waarop wordt scherpgesteld, worden een of meer groene kaders weergegeven.

Zone

Selecteer een zone op het scherm waarop je wilt scherpstellen.
Je kunt kiezen uit negen zones. Er wordt scherpgesteld op een onderwerp in de gekozen zone.

Centrum

Er wordt automatisch scherpgesteld op een onderwerp in het midden van het beeld.

Flexibele spot (S/M/L)

Hiermee verplaats je een scherpstelkader (selecteer S, M of L) naar een gewenst punt op het scherm en kun je scherpstellen op een zeer klein onderwerp in een smal gebied. Uitgebr. flexibel punt is ook beschikbaar op de α6300.

AF-vergrendeling (α6000)/Centr. AF-vergrend.  (α6300)

Deze functie volgt het onderwerp en blijft hierop scherpstellen. Plaats het doelkader over het te volgen onderwerp en druk op de middelste knop van het bedieningswiel om het onderwerp te volgen.
Doelkader
Instellingsstappen

Druk op de middenknop en roep de AF-vergrendeling (α6000) of de Centr. AF-vergrend.  (α6300) op, en kies daarna Aan.

Er is een handige instelling voor AF-vergrendeling (alleen in de modus AF-C) om een onderwerp te volgen door de ontspanknop half in te drukken. Op de α6000 kies je de onderste optie in het menu AF-vergrendeling. Op de α6300 kies je een van de AF-vergrendelingsfuncties in het menu Scherpstelgebied.

Eye AF

Eye AF is een functie om nauwkeurig scherp te stellen op het oog van een onderwerp. Zodra is scherpgesteld, wordt een groen kader weergegeven om het oog waarop is scherpgesteld. Eye AF is alleen beschikbaar als dit is toegewezen aan een van de toewijsbare knoppen.
Instellingsstappen

α6000

α6300

Druk op de MENU-knop en selecteer Custom Key Settings (Aangepaste knopinstellingen).
Kies de gewenste knop (de AEL-knop in dit voorbeeld) en wijs Eye AF daaraan toe.

Lach-/gezichtsherkenning

De functie voor gezichtsherkenning herkent gezichten van onderwerpen, past de instellingen voor scherpstelling, belichting en de flitser aan en verwerkt het beeld automatisch.
Wanneer de camera een gezicht herkent (er kunnen maximaal acht gezichten tegelijk worden herkend), wordt het grijze gezichtsherkenningskader weergegeven. Wanneer de camera ontdekt dat automatische scherpstelling is ingeschakeld , wordt het gezichtsherkenningskader wit. Wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt, wordt het kader weer groen.
Instellingsstappen

Druk op de MENU-knop, selecteer Smile/Face Detect (Lach-/gezichtsherkenning) en kies de gewenste instelling.

Details van menuoptie
Lach-/gezichtsherkenning
Uit Gezichtsherkenningsfunctie is niet in gebruik.
Aan (registratie van gezichten) Wijs bij het herkennen van gezichten een hogere prioriteit toe aan gezichten die zijn geregistreerd bij Gezichtsregistratie.
Aan Wijs bij het herkennen van gezichten geen hogere prioriteit toe aan geregistreerde gezichten.
Smile Shutter aan Wanneer een glimlach wordt herkend, wordt automatisch een opname gemaakt.

Transportmodus

Je kunt kiezen uit verschillende opties voor de transportmodus, zoals continu-opnamen en zelfontspanner.
Instellingsstappen

Druk op de linkerkant van het bedieningswiel en kies de gewenste instelling.

Transportmodus
Enkelbeeldopname Hiermee maak je één foto. Wordt voornamelijk gebruikt voor het fotograferen van een statisch onderwerp.
Continu-
-opnamen
Hiermee maak je continu opnamen terwijl je de sluiterknop ingedrukt houdt. Continu opnemen met maximaal 11 fps.
Zelfontspanner Hiermee maakt de α6000 een opname na 10 of 2 seconden, of de α6300 na 10, 5 of 2 seconden.
Zelfontspanner (continu) Hiermee maak je 3 of 5 opnamen achter elkaar met de zelfontspanner.
Continu belichtingsverschuiving Hiermee maak je opnamen, elk met een andere helderheidsgraad, terwijl je de sluiterknop ingedrukt houdt.
Enkele belichtingsverschuiving Hiermee maak je een bepaald aantal opnamen, één voor één, elk met een andere belichtingsgraad.
Witbalansverschuiving Hiermee maak je drie opnamen, elk met verschillende kleurtinten, op basis van de geselecteerde instellingen voor witbalans, kleurtemperatuur en kleurfilter.
DRO-verschuiving Hiermee maak je drie opnamen, elk met een andere instelling van D-Range Optimizer.

AF-volgduur (α6000)/Gevoel. AF-volg. (α6300) (filmopnamen)

Bij het opnemen van een film kun je kiezen uit twee instellingen voor de duur van AF-tracering. Met de instelling Hoog wordt snel scherpgesteld op een onderwerp in de directe nabijheid dat wordt gevolgd. Bij de instelling Normaal is de tracering van het bedoelde onderwerp stabieler in situaties waarin objecten tussen het onderwerp en de camera door bewegen.
Instellingsstappen

Druk op de MENU-knop en selecteer AF Track Duration (AF-volgduur). Kies de gewenste instelling.

Snelheid AF-aandrijving (filmopnamen)

Je kunt de snelheid van het automatisch scherpstellen selecteren in de filmmodus.
Instellingsstappen

Druk op de MENU-knop en selecteer AF drive speed (Snelheid AF-aandrijving).
Kies de gewenste instelling.

Snelheid AF-aandrijving (filmopnamen)
Snel Hiermee stel je de snelheid van AF-aandrijving in op Snel. Dit is geschikt voor het fotograferen van actieve scènes zoals sporten.
Standaard Hiermee stel je de snelheid van AF-aandrijving in op Standaard.
Langzaam Hiermee stel je de snelheid van AF-aandrijving in op Langzaam. In deze modus verloopt het scherpstellen soepel wanneer het onderwerp of de focus verandert. Deze modus wordt ook gebruikt voor het opnemen van indrukwekkende films.