Functies

Knoppen en instelwielen die vaak worden gebruikt voor AF-opnamen

Draaiknop voor scherpstelmodus
Knop MENU Knop AEL Achterste instelwiel Fn-knop Knop C (aangepast) Multi-keuzeschijf
(knoppen omhoog/omlaag/links/rechts, knop midden)
Modusdraaiknop Transportfunctieknop Voorste instelwiel

MENU-knop Ga naar item 6 onder (Aangepaste instellingen) voor de instelling.

Er zijn 11 aanpasbare knoppen op de camera die je aan je eigen voorkeuren kunt aanpassen. Je kunt de opties in het functiemenu (12 functies) dat toegankelijk is via de Fn-toets ook aan je eigen voorkeuren aanpassen. Wijs functies en instellingen die je vaak gebruikt aan deze knoppen en menu's toe, zodat je er eenvoudig toegang toe hebt om snelle veranderingen aan te brengen, afhankelijk van het onderwerp dat je wilt fotograferen.

Opnamemodus

Om de AF-instelling vrij te kunnen regelen, kun je het beste opnamen maken in de P-, A-, S- of M-modus in plaats van de modus Intelligent Auto of Superior Auto.
Instellingsstappen

Draai de moduskiezer om de gewenste opnamefunctie te selecteren.

Opnamemodus
(Automatische modus) Hiermee kun je foto's maken waarbij de instellingen automatisch worden aangepast.
(Autom. programma) Hiermee kun je opnamen maken waarbij de belichting automatisch wordt aangepast (zowel de sluitertijd als de diafragmawaarde). De overige instellingen kunnen handmatig worden ingesteld.
(Diafragmavoorkeuze) Hiermee kun je het diafragma handmatig instellen om het scherpstelbereik of de mate van achtergrondvervaging te wijzigen.
(Sluitervoorkeuze) Hiermee kun je de sluitertijd aanpassen om de beweging van het onderwerp anders weer te geven.
(Handmatige belichting) Hiermee kun je de belichting handmatig aanpassen met behulp van het voorste en/of achterste instelwiel.
(Terughalen uit geheugen) Hiermee haal je vooraf geregistreerde instellingen uit het geheugen op in de (Camera-instellingen).
(Film) Hiermee kun je opname-instellingen wijzigen en een film opnemen.
(Cont. Priority AE) Hiermee kun je continue opnamen maken terwijl de sluiterknop volledig is ingedrukt. De camera registreert de beelden continu met een maximumsnelheid van circa 12 beelden per seconde.
(Draaipanorama) Hiermee kun je panoramafoto's maken door meerdere beelden te combineren.
(Scènekeuze) Hiermee kun je opnamen maken met voorgekozen instellingen op basis van de scène.

Scherpstelmodus

Kies een methode om scherp te stellen afhankelijk van de beweging van het onderwerp. In dit boekje worden voornamelijk de methoden AF-C en AF-S als voorbeeld gebruikt.
Scherpstelmodus
Single-shot AF De scherpstelling wordt vergrendeld wanneer de aanpassing is bereikt. Gebruik Single-shot AF als het onderwerp niet beweegt.
Automatische AF Hiermee schakel je tussen Single-shot AF en Continue AF, afhankelijk van de beweging van het onderwerp. Wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt, wordt de scherpstelling vergrendeld wanneer de camera bepaalt dat het onderwerp niet beweegt. Zolang het onderwerp in beweging is, blijft de camera scherpstellen.
Continue AF De camera blijft scherpstellen zo lang de sluiterknop half ingedrukt wordt gehouden. Gebruik dit als het onderwerp beweegt.
Directe handmatige scherpstelling Hiermee kun je handmatig verfijnde aanpassingen maken nadat automatisch is scherpgesteld. AF-A kan worden vervangen met deze functie.
Handmatige scherpstelling Hiermee kun je de scherpstelling handmatig aanpassen.
Instellingsstappen

Bij opnamen in AF (AF-S, AF-A of AF-C)*1

Stel de scherpstelmoduskiezer in op de gewenste modus, behalve MF.

Als de lens in gebruik een scherpstelmodusschakelaar heeft, stel die dan in op AF.

Bij opnamen in MF

Als de lens in gebruik een scherpstelmodusschakelaar heeft, stel die dan in op MF.

Als de lens in gebruik geen scherpstelmodusschakelaar heeft, stel de scherpstelmoduskiezer dan in op MF.

Bij opnamen in DMF*2

MENU-knop > Item 3 onder (Camera-instellingen)

AF-A instellen > DMF

Stel de scherpstelmoduskiezer in op AF-A.


*1 C: AF-C, A: AF-A, S: AF-S

*2 Sommige SAM-lenzen (Smooth Autofocus Motor) ondersteunen geen DMF (directe handmatige scherpstelling). Raadpleeg de gebruiksaanwijzing voor de lens

Scherpstelgebied

Breed

Er wordt automatisch scherpgesteld op een onderwerp in het gebied dat door de maximale 79 AF-punten wordt bestreken.

Centrum

Er wordt automatisch scherpgesteld op een onderwerp in het midden van het beeld.

Flexibele spot

Hiermee kun je het AF-bereikkader overal verplaatsen binnen het gebied dat door de maximale 79 AF-punten wordt bestreken.

Uitgebreide flexibele spot

Als de camera niet kan scherpstellen op het enkele geselecteerde AF-punt, worden de acht AF-punten rond het geselecteerde AF-punt gebruikt als secundaire prioriteitspunten om op scherp te stellen.

Gebruik de multi-keuzeschijf om een zone te kiezen.

Zone

Selecteer een zone op het scherm waarop je wilt scherpstellen. Je kunt kiezen uit negen zones.

Er wordt scherpgesteld op een onderwerp in de gekozen zone.

Gebruik minder punten voor snellere selectie

Beperking van het aantal selecteerbare AF-punten van 79 tot 15 laat je snel van geselecteerd AF-punt veranderen. Deze functionaliteit is beschikbaar in Flexibele spot en Uitgebreide flexibele spot en kan worden ingesteld via de volgende menukeuze: MENU-knop Item 3 onder (Aangepaste Instellingen) > Flexibele spot-punten. Zelfs met 15 selecteerbare AF-punten bieden de acht AF-punten rond het geselecteerde punt met Uitgebreide flexibele spot extra scherpstelmogelijkheden en -prestaties.

AF met vergrendeling (Breed, Zone, Centrum, Flexibele spot, Uitgebreide flexibele spot)

AF met vergrendeling is een functie waarbij de camera het onderwerp begint te volgen binnen het geselecteerde scherpstelgebied wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt. AF met vergrendeling kan ook worden gekozen via de selectie van het scherpstelgebied. Als je een scherpstelgebied kiest voor AF met vergrendeling, kun je het onderwerp vanaf het gebied van je keuze beginnen te volgen.
Instellingsstappen

Druk op de Fn-knop.

Kies Scherpstelgebied.

Kies de gewenste instelling.

Druk op de MENU-knop, selecteer Lock-on AF (AF met vergrendeling) en kies On (Aan). Met de onderste optie kies je ervoor dat AF met vergrendeling wordt geactiveerd wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt.

Eye AF

De camera stelt scherp op de ogen van het onderwerp terwijl je de knop ingedrukt houdt. Zelfs bij de opname van een portret met driekwart weergave kan hiermee zeer nauwkeurig een oog dichter bij de camera worden herkend en erop worden scherpgesteld. Zodra er is scherpgesteld, wordt het scherpgestelde gebied enige tijd aangegeven, zodat je kunt bevestigen dat je daarop wilt scherpstellen.
Instellingsstappen

MENU-knop > Ga naar item 6 onder (Aangepaste instellingen) en kies Aangepaste toetsinstellingen. Wijs Eye AF toe aan de gewenste knop (middelste knop in het voorbeeld). Als je tijdens de compositie van de opname op de knop drukt waaraan Eye AF is toegewezen, wordt Eye AF geactiveerd.

Lach-/gezichtsherkenning

De functie voor gezichtsherkenning herkent gezichten van onderwerpen, past de instellingen voor scherpstelling, belichting en de flitser aan en verwerkt het beeld automatisch.
Instellingsstappen

MENU-knop > Ga naar item 7 onder (Camera-instellingen) en kies Lach-/gezichtsherkenning. Selecteer de gewenste instelling.

Wanneer de camera een gezicht herkent (er kunnen maximaal acht gezichten tegelijk worden herkend), wordt het grijze gezichtsherkenningskader weergegeven. Wanneer de camera ontdekt dat automatische scherpstelling is ingeschakeld , wordt het gezichtsherkenningskader wit. Wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt, wordt het kader weer groen.

Lach-/gezichtsherkenning
Gezichtsherkenningsfunctie is niet in gebruik.
Wijs bij het herkennen van gezichten een hogere prioriteit toe aan gezichten die zijn geregistreerd bij Gezichtsregistratie.
Wijs bij het herkennen van gezichten geen hogere prioriteit toe aan geregistreerde gezichten.
Wanneer een glimlach wordt herkend, wordt automatisch een opname gemaakt.

Transportmodus

Hiermee kun je op basis van je opnamedoel een transportfunctie kiezen, zoals Enkele opname, Continue opname of Bracket-opname.
Instellingsstappen

Druk op de transportfunctieknop en gebruik het voorste en achterste instelwiel om te kiezen.

  • Voorste instelwiel
  • Transportfunctieknop
  • Achterste instelwiel
Transportmodus
Enkelbeeldopname Hiermee maak je één foto. Normale opnamemodus.
Continu fotograferen Hiermee maak je continu opnamen terwijl je de sluiterknop ingedrukt houdt. De instellingen Hoog en Laag zijn beschikbaar.
Zelfontspanner De timer van 10 seconden is handig wanneer de fotograaf ook op de foto moet. De timer van 2 seconden is handig om onscherpte door camerabewegingen tegen te gaan wanneer je de sluiterknop indrukt.
Zelfontspanner (continu) Maakt een opgegeven aantal continu-opnamen na 10 seconden.
Continu belichtingsverschuiving Hiermee wordt een opgegeven aantal foto's continu genomen, elk met een andere mate van belichting, terwijl je de sluiterknop ingedrukt houdt.
Enkele belichtingsverschuiving Hiermee maak je een bepaald aantal opnamen, één voor één, elk met een andere belichtingsgraad.
Witbalansverschuiving Hiermee maak je drie opnamen, elk met verschillende kleurtinten, op basis van de geselecteerde instellingen voor witbalans, kleurtemperatuur en kleurfilter.
DRO-verschuiving Hiermee maak je drie opnamen, elk met een andere instelling van D-Range Optimizer.

AF-volgduur

Als de scherpstelmodus is ingesteld op AF-C of AF-A, kun je kiezen uit vijf niveaus voor de AF-volgduur, afhankelijk van je onderwerp. Als je opeenvolgend verschillende onderwerpen op verschillende afstanden van de camera fotografeert, is het raadzaam om 5 (Hoog) te kiezen. Als je onderwerpen fotografeert die achter andere objecten terechtkomen, is het raadzaam om 1 (Laag) te kiezen.
Instellingsstappen

MENU-knop > Ga naar item 4 onder (Camera-instellingen) en kies AF-volgduur. Selecteer de gewenste instelling.

Volgduur: Laag

Hiermee wordt de scherpstelpositie gestabiliseerd (het scherpgestelde onderwerp wordt steeds gevolgd).

Volgduur: Hoog

Hiermee wordt snel op een onderwerp dichterbij scherpgesteld (de scherpstelling wisselt gemakkelijk van onderwerp).

De camera blijft scherpgesteld op het beoogde onderwerp, ook als een onbedoeld onderwerp op de voorgrond het zicht blokkeert.

Snelheid AF-aandrijving

Met Snelheid AF-aandrijving kun je de snelheid voor automatisch scherpstellen kiezen. De standaardinstelling is Snel. De instelling Langzaam voor macro-opnamen vergemakkelijkt het scherpstellen.
Instellingsstappen

MENU-knop > Ga naar item 4 onder (Camera-instellingen) en kies Snelheid AF-aandrijving. Selecteer de gewenste instelling.

Eye-start AF

Een oogsensor detecteert wanneer je door de beeldzoeker kijkt, waarna de camera automatisch gaat scherpstellen.

Oogsensor

Instellingsstappen

MENU-knop > Ga naar item 4 onder (Aangepaste instellingen) en kies Eye-start AF. Selecteer Aan of Uit.

AF met vergrendeling: midden

Als AF met vergrendeling: midden is ingeschakeld, begint AF met vergrendeling een bewegend onderwerp te volgen wanneer op de middelste knop wordt gedrukt. AF met vergrendeling kan ook worden gestart wanneer je de sluiterknop half indrukt, en kan worden geselecteerd als scherpstelgebied.
Instellingsstappen

MENU-knop > Ga naar item 7 onder (Camera-instellingen) en kies AF met vergrendeling: midden, en vervolgens Aan. Drukken op de middelste knop start AF met vergrendeling.

Doelkader

Knop midden

Lijn het doelkader uit over je onderwerp. Als je op de knop in het midden van de multi-keuzeschijf drukt, wordt gestart met volgen. Als je nogmaals op de knop drukt, wordt het volgen gestopt.

Gebalanceerde nadruk

Naast de AF-optie, waarbij de camera een opname pas toestaat wanneer er is scherpgesteld, en de Release-optie, waarbij de camera een opname ook toestaat wanneer er niet is scherpgesteld, biedt de α77II de optie Gebalanceerde nadruk die zorgt voor een goede balans tussen de twee genoemde opties. Gebalanceerde nadruk is handig als je nauwkeurig wilt scherpstellen en een beslissend moment bij het fotograferen van een bewegend onderwerp niet wilt missen.
Instellingsstappen

MENU-knop > Ga naar item 4 onder (Aangepaste instellingen) en kies eerst Prioriteit instellen en vervolgens Gebalanceerde nadruk.

AF

Voordeel

Opnamen die onscherp zijn, worden niet gemaakt.

Nadeel

Omdat je alleen een opname kunt maken als er is scherpgesteld, mis je mogelijk kansen op een mooie foto.

Release

Voordeel

Je mist geen kansen om mooie foto's te maken.

Nadeel

Je kunt wel veel opnamen maken, maar sommige kunnen uiteindelijk onscherp zijn.

Gebalanceerde nadruk

Je kunt een goede balans vinden tussen geen fotomomenten missen en nauwkeurig scherpstellen.

AF Range Control

Met deze functie kun je alleen op het hoofdonderwerp scherpstellen door de achtergrond en voorgrond uit het AF-bereik te isoleren. Door het AF-bereik te beperken, kun je scherpstelling op een onbedoeld onderwerp voorkomen en is de kans groter dat op het beoogde onderwerp wordt scherpgesteld.
  • AF-bereik
  • Ver
  • Centrum
  • Dichtbij
  • AF niet toegepast
Instellingsstappen

De functie AF Range Control is toegewezen aan de knop C (Aangepast) in de standaardinstellingen. Drukken op de knop C (Aangepast) geeft het instellingenscherm voor AF Range Control weer. Gebruik het voorste en achterste instelwiel om het AF-bereik in te stellen. Druk op de knop C om de instelling op te slaan.

  • Gebruik het voorste instelwiel om de maximale opnameafstand in te stellen
  • Gebruik het achterste instelwiel om de minimale opnameafstand in te stellen
  • Scherpstelpunt
  • Dichtbij (instelbare minimale opnameafstand)
  • Centrum
  • Ver (instelbare maximale opnameafstand)

AF-instellingen in filmopnamenfilm

Je kunt profiteren van de nieuw ontwikkelde AF-sensor met brede AF-gebieddekking en AF-puntpositionering met hoge dichtheid bij filmopnamen. Diverse AF-functies ondersteunen het maken van films: automatisch scherpstellen met gezichtsherkenningsfunctie, brede selecties voor het scherpstelgebied zodat je precies op de juiste plaats kunt scherpstellen, AF-volgduurinstellingen voor films en controle over waar de scherpstelactie begint met de knop voor scherpstelvergrendeling.

Scherpstelgebiedinstellingenfilm

De α77II is uitgerust met verschillende scherpstelgebiedinstellingen die de brede AF-dekking met hoge dichtheid maximaal benutten. Kies een optimaal scherpstelgebied op basis van het beoogde onderwerp of de compositie.
Instellingsstappen

Druk op de Fn-knop, kies Scherpstelgebied in het functiemenu en kies de gewenste instelling.

Breed
Zone
Centrum
Flexibele spot
Uitgebreide flexibele spot

Aangepaste toetsinstellingenfilm

Met de functie voor scherpstelvergrendeling kun je het scherpstellen tijdelijk stoppen terwijl je een film opneemt. Je kunt de functie aan een programmeerbare knop op de camerabehuizing toewijzen in plaats van de knop op de lens te gebruiken. Met behulp van programmeerbare knoppen profiteer je optimaal van geavanceerde filmopnamemogelijkheden. Zo kun je bijvoorbeeld van scherpstelpunt veranderen op het moment dat jij dat wilt.
Instellingsstappen

MENU-knop > Ga naar item 6 onder (Aangepaste instellingen) en kies Aangepaste toetsinstellingen. Kies de gewenste instellingen.

AF-volgduurfilm

Je kunt kiezen uit drie niveaus voor de AF-volgduur tijdens het opnemen van een film: van de instelling Hoog, om scherp te stellen op een onderwerp en een onderwerp te volgen dat het dichtst bij is of komt, tot de instelling Laag, om een bepaald onderwerp stabiel te volgen, zelfs als er een obstakel tussen dat onderwerp en de camera verschijnt.
Instellingsstappen

MENU-knop > Ga naar item 4 onder (Camera-instellingen) en kies AF-volgduur. Kies de gewenste instellingen.