Oefening 4 Het gezicht van een persoon zoeken — Gezichtsherkenning

Met Gezichtsherkenning worden automatisch een of meerdere gezichten in uw onderwerpen herkend en wordt er op het betreffende gebied scherpgesteld.

Wanneer u op de gebruikelijke manier scherpstelt, zou u de opname opnieuw in het frame moeten plaatsen of handmatig een flexibel scherpstelgebied moeten verplaatsen. Dit neemt enige tijd in beslag en zelfs als uw onderwerp zich maar een beetje beweegt, loopt u het risico te laat te zijn.

Met Gezichtsherkenning kunt u de camera sneller bedienen en u concentreren op de compositie van het beeld.

Optimale resultaten behalen met Gezichtsherkenning

Bij gebruik van Gezichtsherkenning wordt aangeraden [Scherpstelgebied] in te stellen op [Breed]. Hierdoor wordt scherpgesteld op het gedetecteerde gezicht wanneer u de sluiterknop half indrukt.

Strikt genomen is Gezichtsherkenning op zichzelf geen functie waarmee op het onderwerp wordt scherpgesteld, maar is 'slechts' een detectiefunctie. Dit betekent dat het frame van Gezichtsherkenning zich in een gebied met actieve scherpstelpunten moet bevinden om scherpstelling te verkrijgen. Als dit niet het geval is, blijft het frame wit wanneer u op de sluiterknop drukt. Daarom moet u [Scherpstelgebied] instellen op [Breed] (alle scherpstelpunten van de camera worden gebruikt) in combinatie met Gezichtsherkenning.

U kunt ook de functie [Cont. AF-geb. weerg] activeren door MENU > (Eigen inst.) > [Cont. AF-geb. weerg] te selecteren. Bij de functie wordt het scherpgestelde gebied weergegeven als er geen gezicht is gedetecteerd. Hierdoor weet u dat de camera is scherpgesteld op een gebied dat nog steeds acceptabel is voor een scherp beeld (bijvoorbeeld scherpstelling op de hals in plaats van het gezicht is okay, afhankelijk van de f-stop brandpuntsafstand en afstand tot het onderwerp). Deze functie is alleen beschikbaar bij [Continue AF].

Beperkingen

In de volgende gevallen werkt Gezichtsherkenning misschien niet:

  • Het gezicht is slechts gedeeltelijk zichtbaar voor de camera.
  • Het onderwerp draagt een zonnebril, een hoed of iets anders dat het uiterlijk verandert.
  • Het onderwerp beweegt te snel.
  • Het gezicht is te klein in het frame. (Het moet ten minste een gebied ongeveer gelijk aan dat van [L] van [Flexibel punt] bedekken.)
Instructievideo