ZV-1F

De belichtingsfunctie omschakelen

Om de belichting aan te passen aan het doel van uw opname of de hoeveelheid licht in de scène, kunt u omschakelen tussen belichtingsfuncties. Wazige achtergrond en aanpassing van de helderheid zijn niet alleen beschikbaar bij het opnemen van stilstaande beelden, maar ook bij het opnemen van bewegende beelden.

Opnamefunctie

De camera instellen

De opnamefunctie voor het opnemen van bewegende beelden instellen

  1. Stilstaande/bewegende beelden/S&Q-knop

    Druk op de stilstaande/bewegende beelden/S&Q-knop om de bewegend-beeldopnamefunctie te selecteren.
    Het pictogram (bewegend-beeldopnamefunctie) verschijnt links bovenaan op de monitor.

  2. [Opn.modus]

    MENU → (Opname) → [Opnamemodus] → [Opn.modus] → gewenste opnamefunctie.

    (Slim automat.)

    • De camera schiet met automatisch.

    (Autom. progr.)

    • Stelt u in staat op te nemen met automatisch ingestelde belichting (zowel de sluitertijd als de diafragmawaarde).

    (Diafragmavoork.)

    • Maakt het mogelijk om op te nemen nadat de diafragmawaarde handmatig is ingesteld.
    • U kunt opnemen door het diafragma in te stellen en het scherpstelbereik te veranderen, of door de achtergrond onscherp te maken.
    • Draai het besturingswiel om de gewenste F-waarde te selecteren.
      Met een kleinere F-waarde is het onderwerp scherpgesteld, maar zijn voorwerpen voor en achter het onderwerp wazig.
      Met een grotere F-waarde zijn het onderwerp en de voor- en achtergrond allemaal scherpgesteld.

    (Sluitertijdvoork.)

    • Maakt het mogelijk om op te nemen nadat de sluitertijd handmatig is ingesteld.
    • U kunt de beweging van een bewegend onderwerp op diverse manieren tot uitdrukking brengen door de sluitertijd aan te passen, bijvoorbeeld door de beweging te bevriezen met een korte sluitertijd, of door een naspoor van het onderwerp te veroorzaken met een lange sluitertijd.
    • Draai het besturingswiel om de gewenste sluitertijd te selecteren.

    (Handm. belicht.)

    • Hiermee kunt u stilstaande beelden opnemen met de gewenste belichting door de belichting (zowel de sluitertijd als de diafragmawaarde (F-waarde)) in te stellen.
    • Druk op de onderkant van het besturingswiel om de sluitertijd of F-waarde te selecteren, en draai daarna het besturingswiel om de gewenste waarde te selecteren.

Helpgids voor deze camera

De opnamefunctie voor het opnemen van vertraagde/versnelde bewegende beelden instellen

  1. Stilstaande/bewegende beelden/S&Q-knop

    Druk op de stilstaande/bewegende beelden/S&Q-knop (A) om de vertraagde/versnelde opnamefunctie te selecteren.
    Het pictogram (vertraagde/versnelde opnamefunctie) verschijnt links bovenaan op de monitor.

  2. [Opn.modus]

    MENU → (Opname) → [Opnamemodus] → [Opn.modus] → gewenste instelling.

    (Slim automat.)

    • De camera schiet met automatisch.

    (Autom. progr.)

    • Stelt u in staat op te nemen met automatisch ingestelde belichting (zowel de sluitertijd als de diafragmawaarde).

    (Diafragmavoork.)

    • Maakt het mogelijk om op te nemen nadat de diafragmawaarde handmatig is ingesteld.
    • U kunt opnemen door het diafragma in te stellen en het scherpstelbereik te veranderen, of door de achtergrond onscherp te maken.
    • Draai het besturingswiel om de gewenste F-waarde te selecteren.
      Met een kleinere F-waarde is het onderwerp scherpgesteld, maar zijn voorwerpen voor en achter het onderwerp wazig.
      Met een grotere F-waarde zijn het onderwerp en de voor- en achtergrond allemaal scherpgesteld.

    (Sluitertijdvoork.)

    • Maakt het mogelijk om op te nemen nadat de sluitertijd handmatig is ingesteld.
    • U kunt de beweging van een bewegend onderwerp op diverse manieren tot uitdrukking brengen door de sluitertijd aan te passen, bijvoorbeeld door de beweging te bevriezen met een korte sluitertijd, of door een naspoor van het onderwerp te veroorzaken met een lange sluitertijd.
    • Draai het besturingswiel om de gewenste sluitertijd te selecteren.

    (Handm. belicht.)

    • Hiermee kunt u stilstaande beelden opnemen met de gewenste belichting door de belichting (zowel de sluitertijd als de diafragmawaarde (F-waarde)) in te stellen.
    • Druk op de onderkant van het besturingswiel om de sluitertijd of F-waarde te selecteren, en draai daarna het besturingswiel om de gewenste waarde te selecteren.

Helpgids voor deze camera

De opnamefunctie voor het opnemen van stilstaande beelden instellen

  1. Stilstaande/bewegende beelden/S&Q-knop

    Druk op de stilstaande/bewegende beelden/S&Q knop (A) om de stilstaand-beeldopnamefunctie te selecteren.
    Het pictogram (stilstaand-beeldopnamefunctie) verschijnt links bovenaan op de monitor.

  2. [Opn.modus]

    MENU → (Opname) → [Opnamemodus] → [Opn.modus] → gewenste instelling.

    (Slim automat.)

    • De camera schiet met automatisch.

    (Autom. progr.)

    • De camera stelt automatisch de belichting in (zowel de sluitertijd als de diafragmawaarde), maar u kunt de [ISO] en andere opnamefuncties wijzigen in de instellingen van uw voorkeur.
    • U kunt de combinatie van sluitertijd en diafragma (F-waarde) veranderen zonder de geschikte belichting die is ingesteld door de camera te veranderen.
      Draai het besturingswiel om de combinatie van diafragmawaarde en sluitertijd te selecteren.

    (Diafragmavoork.)

    • Hiermee kunt u het diafragma instellen en opnemen wanneer u de achtergrond wazig wilt maken, enz.
    • U kunt opnemen door het diafragma in te stellen en het scherpstelbereik te veranderen, of door de achtergrond onscherp te maken.
    • Draai het besturingswiel om de gewenste F-waarde te selecteren.
      Met een kleinere F-waarde is het onderwerp scherpgesteld, maar zijn voorwerpen voor en achter het onderwerp wazig.
      Met een grotere F-waarde zijn het onderwerp en de voor- en achtergrond allemaal scherpgesteld.

    (Sluitertijdvoork.)

    • Hiermee kunt u snelbewegende onderwerpen, enz., opnemen door de sluitertijd handmatig in te stellen.
    • U kunt de beweging van een bewegend onderwerp op diverse manieren tot uitdrukking brengen door de sluitertijd aan te passen, bijvoorbeeld door de beweging te bevriezen met een korte sluitertijd, of door een naspoor van het onderwerp te veroorzaken met een lange sluitertijd.
    • Draai het besturingswiel om de gewenste sluitertijd te selecteren.

    (Handm. belicht.)

    • Hiermee kunt u stilstaande beelden opnemen met de gewenste belichting door de belichting (zowel de sluitertijd als de diafragmawaarde (F-waarde)) in te stellen.
    • Druk op de onderkant van het besturingswiel om de sluitertijd of F-waarde te selecteren, en draai daarna het besturingswiel om de gewenste waarde te selecteren.

*De afbeeldingen van het menuscherm op deze webpagina zijn vereenvoudigd voor weergavedoeleinden en geven de werkelijke schermweergave van de camera dus niet exact weer.

Voorbereidingen en basisbedieningen

Camerafuncties en instructies