De camera aansluiten op de computer

Voor opnemen met afstandsbediening, stabiliseert u de camera met behulp van een statief of een andere methode, en sluit u daarna de camera aan op de computer.
De methoden van aansluiten en instellen verschilt afhankelijk van het model.

  • Als u problemen ondervindt bij het maken van een verbinding, raadpleegt u de Veelgestelde vragen.

ILCE-1/9M3

U kunt de camera via USB aansluiten met behulp van een USB-kabel, via een bekabelde LAN-verbinding of via een draadloze Wi-Fi-verbinding.
Verzeker u er van tevoren van dat de camera niet is verbonden met een smartphone.

A. Aansluiten via USB

  1. A-1. Sluit de camera en de computer op elkaar aan met behulp van de bijgeleverde USB-kabel.
    * Als bij de camera geen USB-kabel werd geleverd, gebruikt u een in de winkel verkrijgbare USB-kabel.
  2. A-2. Selecteer op de camera [Opn op afst(PC-afst.bedien.)].
    Als alternatief, selecteer MENU → (Instellingen) → [USB] → [USB-verbind.modus] → [Opn. op afstand], en verbind daarna de camera met de computer met behulp van een USB-kabel.
  3. A-3. Open op de computer, Remote.
  4. A-4. In het venster voor het selecteren van het apparaat, selecteert u een camera die u wilt gebruiken voor het opnemen met afstandsbediening door erop te dubbelklikken.
    venster apparaatselectie

B. Aansluiten via Wi-Fi Direct

Sluit de camera en de computer rechtstreeks op elkaar aan met behulp van Wi-Fi zonder tussenkomst van een accesspoint.

  1. B-1. Selecteer op de camera de volgende instelling om de Wi-Fi-verbindingsinformatie (SSID en wachtwoord) van de camera af te beelden.
    • MENU → (Netwerk) → [Verb./opn. afst.] → [Functie opn. op afst.] → [Wi-Fi Direct-inform.]
  2. B-2. Klik op (netwerkpictogram) op het computerscherm (rechtsonder bij Windows en rechtsboven bij Mac)* en selecteer de SSID die op de camera wordt afgebeeld in de lijst die wordt weergegeven.
    * Het pictogram en de plaats ervan op het scherm kunnen afwijken afhankelijk van uw computermodel en instellingen.
  3. B-3. Gebruik de SSID en het wachtwoord dat op de camera wordt afgebeeld om een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen tussen de computer en de camera.
  4. B-4. Open op de computer, Remote.
    • Als de naam van de camera niet wordt afgebeeld, klikt u op [Vernieuwen].
  5. B-5. In het venster voor het selecteren van het apparaat, selecteert u een camera die u wilt gebruiken voor het opnemen met afstandsbediening door erop te dubbelklikken.

C. Aansluiten via een Wi-Fi-accesspoint

Sluit de camera en de computer op elkaar aan met behulp van Wi-Fi via een accesspoint.

  1. C-1. Voer op de camera de volgende instelling uit.
    • MENU → (Netwerk) → [Wi-Fi] → [Wi-Fi verbinden] → [Aan]
  2. C-2. Sluit de camera aan op het accesspoint.
    • Sluit de computer aan op hetzelfde accesspoint.
  3. C-3. Voer op de camera de volgende instelling uit.
    • MENU → (Netwerk) → [Verb./opn. afst.] → [Functie opn. op afst.] → [Opn. op afstand] → [Aan]
  4. C-4. Op de camera wordt een bericht over toegangsverificatie afgebeeld. Selecteer [Toeg.verificatie-info.].
    • Als geen bericht over toegangsverificatie wordt afgebeeld, voert u de volgende instelling uit op de camera of gebruikt u koppelen om aan te sluiten. Om te verbinden met behulp van koppelen, raadpleegt u "Een koppeling maken".
    • MENU → (Netwerk) → [Netwerkoptie] → [Instell. toeg.verificat.] → [Toegangsverificatie] → [Aan]
    • MENU → (Netwerk) → [Netwerkoptie] → [Toeg.verificatie-info.]
  5. C-5. Open op de computer, Remote.
    • Als de naam van de camera niet wordt afgebeeld, klikt u op [Vernieuwen].
  6. C-6. In het venster voor het selecteren van het apparaat, selecteert u een camera die u wilt gebruiken voor het opnemen met afstandsbediening door erop te dubbelklikken.
  7. C-7. Raadpleeg de informatie over de toegangsverificatie die op de camera wordt afgebeeld, voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in op de computer en klik op [OK].
    • Nadat de ingevoerde verificatiegegevens zijn opgeslagen, kunt u in het vervolg verbinding maken zonder de gebruikersnaam en het wachtwoord in te voeren.
    • U kunt de opgeslagen gebruikersnaam met wachtwoord verwijderen vanaf de menubalk van de Remote-applicatie op de computer.

    Opmerking

    • Bij het invoeren van gebruikersnamen, wachtwoorden en vingerafdrukken verzekert u zich ervan dat niemand in de buurt is om te vermijden dat de informatie op het scherm wordt gezien door anderen, en om onbevoegd gebruik te voorkomen.
    • Als u bij het invoeren het wachtwoord zichtbaar maakt, bestaat de kans dat anderen het zien. Zorg ervoor dat niemand in de buurt is voordat u het zichtbaar maakt.
  8. C-8. Bevestig dat de vingerafdruk die op de computer wordt afgebeeld overeenkomt met die op de camera wordt afgebeeld, en klik vervolgens op [Verbinden].

D. Aansluiten met behulp van een bekabeld LAN

Sluit de camera en de computer op elkaar aan met behulp van een in de winkel verkrijgbare algemene LAN-kabel.

  1. D-1. Voer op de camera de volgende instelling uit.
    • MENU → (Netwerk) → [Bekabeld LAN] → [Bekabeld LAN verb.] → [Aan]
    • MENU → (Netwerk) → [Verb./opn. afst.] → [Functie opn. op afst.] → [Opn. op afstand] → [Aan]
  2. D-2. Sluit de camera en de computer of switch op elkaar aan met behulp van een LAN-kabel.
    ※Mogelijk moet u ongeveer 1 minuut wachten voordat de LAN-kabel wordt herkend.
  3. D-3. Op de camera wordt een bericht over toegangsverificatie afgebeeld. Selecteer [Toeg.verificatie-info.].
    • Als geen bericht over toegangsverificatie wordt afgebeeld, voert u de volgende instelling uit op de camera of gebruikt u koppelen om aan te sluiten. Om te verbinden met behulp van koppelen, raadpleegt u "Een koppeling maken".
    • MENU → (Netwerk) → [Netwerkoptie] → [Instell. toeg.verificat.] → [Toegangsverificatie] → [Aan]
    • MENU → (Netwerk) → [Netwerkoptie] → [Toeg.verificatie-info.]
  4. D-4. Open op de computer, Remote.
    • Als de naam van de camera niet wordt afgebeeld, klikt u op [Vernieuwen].
  5. D-5. In het venster voor het selecteren van het apparaat, selecteert u een camera die u wilt gebruiken voor het opnemen met afstandsbediening door erop te dubbelklikken.
  6. D-6. Raadpleeg de informatie over de toegangsverificatie die op de camera wordt afgebeeld, voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in op de computer en klik op [OK].
    • Nadat de ingevoerde verificatiegegevens zijn opgeslagen, kunt u in het vervolg verbinding maken zonder de gebruikersnaam en het wachtwoord in te voeren.
    • U kunt de opgeslagen gebruikersnaam met wachtwoord verwijderen vanaf de menubalk van de Remote-applicatie op de computer.

    Opmerking

    • Bij het invoeren van gebruikersnamen, wachtwoorden en vingerafdrukken verzekert u zich ervan dat niemand in de buurt is om te vermijden dat de informatie op het scherm wordt gezien door anderen, en om onbevoegd gebruik te voorkomen.
    • Als u bij het invoeren het wachtwoord zichtbaar maakt, bestaat de kans dat anderen het zien. Zorg ervoor dat niemand in de buurt is voordat u het zichtbaar maakt.
  7. D-7. Bevestig dat de vingerafdruk die op de computer wordt afgebeeld overeenkomt met die op de camera wordt afgebeeld, en klik vervolgens op [Verbinden].

Een koppeling maken

Koppelen is alleen vereist wanneer de eerste keer een verbinding wordt gemaakt.
Als op de camera het item [Verb. zonder koppel.] wordt afgebeeld, selecteert u [Inschakelen] om verbinding te maken zonder te koppelen.

  1. Nadat de camera en de computer zijn verbonden via een Wi-Fi-accesspoint of door te verbinden met een bekabeld LAN, selecteert u op de camera [Functie opn. op afst.] → [Koppeling].
    Het koppelingsscherm wordt weergegeven op de camera.
  2. Open op de computer, Remote.
  3. Dubbelklik in het venster Apparaatselectie op de camera die u wilt koppelen.
    ・Als de naam van de camera niet wordt afgebeeld, klikt u op [Vernieuwen].
  4. Volg de berichten weergegeven in Remote op de computer en selecteer [Koppeling].
  5. Selecteer [OK] op het bevestigingsscherm voor toestemming voor de verbinding en op het bevestigingsscherm voor koppelen op de camera om het koppelen te voltooien.
    ・De paringsinformatie wordt gewist wanneer u de camera initialiseert.

ILCE-9M3

U kunt de camera via USB aansluiten met behulp van een USB-kabel, via een bekabelde LAN-verbinding of via een draadloze Wi-Fi-verbinding.
Verzeker u er van tevoren van dat de camera niet is verbonden met een smartphone.

A. Aansluiten via USB

  1. A-1. Sluit de computer aan op de camera met behulp van een in de winkel verkrijgbare USB-kabel.
  2. A-2. Selecteer op de camera [Opn op afst(PC-afst.bedien.)].
    Als alternatief, selecteer MENU → (Instellingen) → [USB] → [USB-verbind.modus] → [PC-afstandsbed.], en verbind daarna de camera met de computer met behulp van een USB-kabel.
  3. A-3. Open op de computer, Remote.
  4. A-4. In het venster voor het selecteren van het apparaat, selecteert u een camera die u wilt gebruiken voor het opnemen met afstandsbediening door erop te dubbelklikken.
    venster apparaatselectie

B. Aansluiten via Wi-Fi Direct

Sluit de camera en de computer rechtstreeks op elkaar aan met behulp van Wi-Fi zonder tussenkomst van een accesspoint.

  1. B-1. Selecteer op de camera de volgende instelling om de Wi-Fi-verbindingsinformatie (SSID en wachtwoord) van de camera af te beelden.
    • MENU → (Netwerk) → [Verb./PC-afst.b] → [PC-afstandsbedien.f.] → [Wi-Fi Direct-inform.]
  2. B-2. Klik op (netwerkpictogram) op het computerscherm (rechtsonder bij Windows en rechtsboven bij Mac)* en selecteer de SSID die op de camera wordt afgebeeld in de lijst die wordt weergegeven.
    * Het pictogram en de plaats ervan op het scherm kunnen afwijken afhankelijk van uw computermodel en instellingen.
  3. B-3. Gebruik de SSID en het wachtwoord dat op de camera wordt afgebeeld om een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen tussen de computer en de camera.
  4. B-4. Open op de computer, Remote.
    • Als de naam van de camera niet wordt afgebeeld, klikt u op [Vernieuwen].
  5. B-5. In het venster voor het selecteren van het apparaat, selecteert u een camera die u wilt gebruiken voor het opnemen met afstandsbediening door erop te dubbelklikken.

C. Aansluiten via een Wi-Fi-accesspoint

Sluit de camera en de computer op elkaar aan met behulp van Wi-Fi via een accesspoint.

  1. C-1. Voer op de camera de volgende instelling uit.
    • MENU → (Netwerk) → [Wi-Fi] → [Wi-Fi verbinden] → [Aan]
  2. C-2. Sluit de camera aan op het accesspoint.
    • Sluit de computer aan op hetzelfde accesspoint.
  3. C-3. Voer op de camera de volgende instelling uit.
    • MENU → (Netwerk) → [Verb./PC-afst.b] → [PC-afstandsbedien.f.] → [PC-afstandsbedien.] → [Aan]
  4. C-4. Op de camera wordt een bericht over toegangsverificatie afgebeeld. Selecteer [Toeg.verificatie-info.].
    • Als geen bericht over toegangsverificatie wordt afgebeeld, voert u de volgende instelling uit op de camera of gebruikt u koppelen om aan te sluiten.
    • MENU → (Netwerk) → [Netwerkoptie] → [Instell. toeg.verificat.] → [Toegangsverificatie] → [Aan]
    • MENU → (Netwerk) → [Netwerkoptie] → [Toeg.verificatie-info.]
    • Om aan te sluiten met behulp van koppelen, raadpleegt u de procedure voor de ILCE-1.
  5. C-5. Open op de computer, Remote.
    • Als de naam van de camera niet wordt afgebeeld, klikt u op [Vernieuwen].
  6. C-6. In het venster voor het selecteren van het apparaat, selecteert u een camera die u wilt gebruiken voor het opnemen met afstandsbediening door erop te dubbelklikken.
  7. C-7. Raadpleeg de informatie over de toegangsverificatie die op de camera wordt afgebeeld, voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in op de computer en klik op [OK].
    • Nadat de ingevoerde verificatiegegevens zijn opgeslagen, kunt u in het vervolg verbinding maken zonder de gebruikersnaam en het wachtwoord in te voeren.
    • U kunt de opgeslagen gebruikersnaam met wachtwoord verwijderen vanaf de menubalk van de Remote-applicatie op de computer.

    Opmerking

    • Bij het invoeren van gebruikersnamen, wachtwoorden en vingerafdrukken verzekert u zich ervan dat niemand in de buurt is om te vermijden dat de informatie op het scherm wordt gezien door anderen, en om onbevoegd gebruik te voorkomen.
    • Als u bij het invoeren het wachtwoord zichtbaar maakt, bestaat de kans dat anderen het zien. Zorg ervoor dat niemand in de buurt is voordat u het zichtbaar maakt.
  8. C-8. Bevestig dat de vingerafdruk die op de computer wordt afgebeeld overeenkomt met die op de camera wordt afgebeeld, en klik vervolgens op [Verbinden].

D. Aansluiten met behulp van een bekabeld LAN

Sluit de camera en de computer op elkaar aan met behulp van een in de winkel verkrijgbare algemene LAN-kabel.

  1. D-1. Voer op de camera de volgende instelling uit.
    • MENU → (Netwerk) → [Bekabeld LAN] → [Bekabeld LAN verb.] → [Aan]
    • MENU → (Netwerk) → [Verb./PC-afst.b] → [PC-afstandsbedien.f.] → [PC-afstandsbedien.] → [Aan]
  2. D-2. Sluit de camera en de computer of switch op elkaar aan met behulp van een LAN-kabel.
    ※Mogelijk moet u ongeveer 1 minuut wachten voordat de LAN-kabel wordt herkend.
  3. D-3. Op de camera wordt een bericht over toegangsverificatie afgebeeld. Selecteer [Toeg.verificatie-info.].
    • Als geen bericht over toegangsverificatie wordt afgebeeld, voert u de volgende instelling uit op de camera of gebruikt u koppelen om aan te sluiten.
    • MENU → (Netwerk) → [Netwerkoptie] → [Instell. toeg.verificat.] → [Toegangsverificatie] → [Aan]
    • MENU → (Netwerk) → [Netwerkoptie] → [Toeg.verificatie-info.]
    • Om aan te sluiten met behulp van koppelen, raadpleegt u de procedure voor de ILCE-1.
  4. D-4. Open op de computer, Remote.
    • Als de naam van de camera niet wordt afgebeeld, klikt u op [Vernieuwen].
  5. D-5. In het venster voor het selecteren van het apparaat, selecteert u een camera die u wilt gebruiken voor het opnemen met afstandsbediening door erop te dubbelklikken.
  6. D-6. Raadpleeg de informatie over de toegangsverificatie die op de camera wordt afgebeeld, voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in op de computer en klik op [OK].
    • Nadat de ingevoerde verificatiegegevens zijn opgeslagen, kunt u in het vervolg verbinding maken zonder de gebruikersnaam en het wachtwoord in te voeren.
    • U kunt de opgeslagen gebruikersnaam met wachtwoord verwijderen vanaf de menubalk van de Remote-applicatie op de computer.

    Opmerking

    • Bij het invoeren van gebruikersnamen, wachtwoorden en vingerafdrukken verzekert u zich ervan dat niemand in de buurt is om te vermijden dat de informatie op het scherm wordt gezien door anderen, en om onbevoegd gebruik te voorkomen.
    • Als u bij het invoeren het wachtwoord zichtbaar maakt, bestaat de kans dat anderen het zien. Zorg ervoor dat niemand in de buurt is voordat u het zichtbaar maakt.
  7. D-7. Bevestig dat de vingerafdruk die op de computer wordt afgebeeld overeenkomt met die op de camera wordt afgebeeld, en klik vervolgens op [Verbinden].

ILCE-9M2/7RM4A/7RM4/7C

U kunt de camera via USB aansluiten met behulp van een USB-kabel, via een bekabelde LAN-verbinding* of via een draadloze Wi-Fi-verbinding.
* Ondersteunde apparaten : ILCE-9M2

  1. Voer op de camera de volgende instelling uit.

    • MENU → (Netwerk) → [Bedien. via smartph.] → [Bedien. via smartph.] → [Uit]
    • MENU → (Netwerk) → [PC-afstandsbedien.f.] → [PC-afst.b.-verb.meth] → Selecteer de gewenste aansluitmethode
    • MENU → (Netwerk) → [PC-afstandsbedien.f.] → [PC-afstandsbedien.] → [Aan]
  2. De procedure is verschillend voor elke selectie van [PC-afst.b.-verb.meth].

    A. [USB]

    Sluit de camera en de computer op elkaar aan met behulp van de bijgeleverde USB-kabel.

    B. [Wi-Fi Direct]

    Sluit de camera en de computer op elkaar aan met behulp van Wi-Fi zonder tussenkomst van een accesspoint.

    1. B-1. Selecteer op de camera [PC-afstandsbedien.f.] → [Wi-Fi Direct-inform.] om de SSID en het wachtwoord van de camera af te beelden.
    2. B-2. Klik op (netwerkpictogram) op het computerscherm (rechtsonder bij Windows en rechtsboven bij Mac)* en selecteer de SSID die op de camera wordt afgebeeld in de lijst die wordt weergegeven.
      * Het pictogram en de plaats ervan op het scherm kunnen afwijken afhankelijk van uw computermodel en instellingen.
    3. B-3. Gebruik de SSID en het wachtwoord dat op de camera wordt afgebeeld om een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen tussen de computer en de camera.

    C. [Wi-Fi-toeg.pntv.]

    Sluit de camera en computer op elkaar aan met behulp van Wi-Fi via een accesspoint. Het is nodig om de camera te koppeling aan de computer.

    1. C-1. Selecteer op de camera [WPS-Push] of [Toegangspunt instel.] om de camera en de computer te verbinden met hetzelfde accesspoint.
    2. C-2. Wacht totdat [Verbonden via Wi-Fi.] wordt afgebeeld op de camera en selecteer daarna [PC-afstandsbedien.f.] → [Koppeling].
      Als op de camera het item [Verb. zonder koppel.] wordt afgebeeld, selecteert u [Inschakelen] om verbinding te maken zonder te koppelen.
    3. C-3. Ga verder met de stappen 3 en 4 en volg de instructies van de Remote-applicatie op de computer om het koppelen te voltooien.

    D. [Bekabeld LAN] (alleen ILCE-9M2)

    Sluit de camera en de computer op elkaar aan met behulp van een in de winkel verkrijgbare algemene LAN-kabel. Na het aansluiten, paart u de camera aan de computer.

    1. D-1. Sluit de camera en de computer of switch op elkaar aan met behulp van een LAN-kabel.
      Wacht ongeveer 1 minuut totdat [Verbonden via bekabeld LAN.] wordt afgebeeld op de camera.
    2. D-2. Selecteer [PC-afstandsbedien.f.] → [Koppeling].
      Als op de camera het item [Verb. zonder koppel.] wordt afgebeeld, selecteert u [Inschakelen] om verbinding te maken zonder te koppelen.
    3. D-3. Ga verder met de stappen 3 en 4 en volg de instructies van de Remote-applicatie op de computer om het koppelen te voltooien.
  3. Open op de computer, Remote.

  4. In het venster voor het selecteren van het apparaat, selecteert u een camera die u wilt gebruiken voor het opnemen met afstandsbediening door erop te dubbelklikken.

    Als de naam van de camera niet wordt afgebeeld, klikt u op [Vernieuwen].

    venster apparaatselectie

ILCE-7SM3

U kunt de camera aansluiten via USB met behulp van een USB-kabel, of via een draadloze Wi-Fi-verbinding.
Verzeker u er van tevoren van dat de camera niet is verbonden met een smartphone.

De procedure verschilt afhankelijk van de gebruikte verbindingsmethode.
  1. A. Aansluiten via USB
  2. B. Aansluiten via Wi-Fi Direct
  3. C. Aansluiten via een Wi-Fi-accesspoint

A. Aansluiten via USB

  1. A-1. Sluit de camera en de computer op elkaar aan met behulp van de bijgeleverde USB-kabel.
  2. A-2. Selecteer op de camera [Opn op afst(PC-afst.bedien.)].
    Als alternatief, selecteer MENU → (Instellingen) → [USB] → [USB-verbind.modus] → [Opn. op afstand], en verbind daarna de camera met de computer met behulp van een USB-kabel.
  3. A-3. Open op de computer, Remote.
  4. A-4. In het venster voor het selecteren van het apparaat, selecteert u een camera die u wilt gebruiken voor het opnemen met afstandsbediening door erop te dubbelklikken.
    venster apparaatselectie

B. Aansluiten via Wi-Fi Direct

Sluit de camera en de computer rechtstreeks op elkaar aan met behulp van Wi-Fi zonder tussenkomst van een accesspoint.

  1. B-1. Selecteer op de camera de volgende instelling om de Wi-Fi-verbindingsinformatie (SSID en wachtwoord) van de camera af te beelden.
    • MENU → (Netwerk) → [Verb./opn. afst.] → [Functie opn. op afst.] → [Wi-Fi Direct-inform.]
  2. B-2. Klik op (netwerkpictogram) op het computerscherm (rechtsonder bij Windows en rechtsboven bij Mac)* en selecteer de SSID die op de camera wordt afgebeeld in de lijst die wordt weergegeven.
    * Het pictogram en de plaats ervan op het scherm kunnen afwijken afhankelijk van uw computermodel en instellingen.
  3. B-3. Gebruik de SSID en het wachtwoord dat op de camera wordt afgebeeld om een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen tussen de computer en de camera.
  4. B-4. Open op de computer, Remote.
    • Als de naam van de camera niet wordt afgebeeld, klikt u op [Vernieuwen].
  5. B-5. In het venster voor het selecteren van het apparaat, selecteert u een camera die u wilt gebruiken voor het opnemen met afstandsbediening door erop te dubbelklikken.

C. Aansluiten via een Wi-Fi-accesspoint

Sluit de camera en de computer op elkaar aan met behulp van Wi-Fi via een accesspoint.

  1. C-1. Voer op de camera de volgende instelling uit.
    • MENU → (Netwerk) → [Wi-Fi] → [Wi-Fi verbinden] → [Aan]
  2. C-2. Sluit de camera aan op het accesspoint.
    • Sluit de computer aan op hetzelfde accesspoint.
  3. C-3. Voer op de camera de volgende instelling uit.
    • MENU → (Netwerk) → [Verb./opn. afst.] → [Functie opn. op afst.] → [Opn. op afstand] → [Aan]
  4. C-4. Op de camera wordt een bericht over toegangsverificatie afgebeeld. Selecteer [Toeg.verificatie-info.].
    • Als geen bericht over toegangsverificatie wordt afgebeeld, voert u de volgende instelling uit op de camera of gebruikt u koppelen om aan te sluiten. Om te verbinden met behulp van koppelen, raadpleegt u "Een koppeling maken".
    • MENU → (Netwerk) → [Netwerkoptie] → [Instell. toeg.verificat.] → [Toegangsverificatie] → [Aan]
    • MENU → (Netwerk) → [Netwerkoptie] → [Toeg.verificatie-info.]
  5. C-5. Open op de computer, Remote.
    • Als de naam van de camera niet wordt afgebeeld, klikt u op [Vernieuwen].
  6. C-6. In het venster voor het selecteren van het apparaat, selecteert u een camera die u wilt gebruiken voor het opnemen met afstandsbediening door erop te dubbelklikken.
  7. C-7. Raadpleeg de informatie over de toegangsverificatie die op de camera wordt afgebeeld, voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in op de computer en klik op [OK].
    • Nadat de ingevoerde verificatiegegevens zijn opgeslagen, kunt u in het vervolg verbinding maken zonder de gebruikersnaam en het wachtwoord in te voeren.
    • U kunt de opgeslagen gebruikersnaam met wachtwoord verwijderen vanaf de menubalk van de Remote-applicatie op de computer.

    Opmerking

    • Bij het invoeren van gebruikersnamen, wachtwoorden en vingerafdrukken verzekert u zich ervan dat niemand in de buurt is om te vermijden dat de informatie op het scherm wordt gezien door anderen, en om onbevoegd gebruik te voorkomen.
    • Als u bij het invoeren het wachtwoord zichtbaar maakt, bestaat de kans dat anderen het zien. Zorg ervoor dat niemand in de buurt is voordat u het zichtbaar maakt.
  8. C-8. Bevestig dat de vingerafdruk die op de computer wordt afgebeeld overeenkomt met die op de camera wordt afgebeeld, en klik vervolgens op [Verbinden].

Een koppeling maken

Koppelen is alleen vereist wanneer de eerste keer een verbinding wordt gemaakt.
Als op de camera het item [Verb. zonder koppel.] wordt afgebeeld, selecteert u [Inschakelen] om verbinding te maken zonder te koppelen.

  1. Nadat de camera en de computer zijn verbonden via een Wi-Fi-accesspoint, selecteert u op de camera [Functie opn. op afst.] → [Koppeling].
    Het koppelingsscherm wordt weergegeven op de camera.
  2. Open op de computer, Remote.
  3. Dubbelklik in het venster Apparaatselectie op de camera die u wilt koppelen.
    ・Als de naam van de camera niet wordt afgebeeld, klikt u op [Vernieuwen].
  4. Volg de berichten weergegeven in Remote op de computer en selecteer [Koppeling].
  5. Selecteer [OK] op het bevestigingsscherm voor toestemming voor de verbinding en op het bevestigingsscherm voor koppelen op de camera om het koppelen te voltooien.
    ・De paringsinformatie wordt gewist wanneer u de camera initialiseert.

ILCE-7RM5/7M4/6700, ZV-E1

U kunt de camera aansluiten via USB met behulp van een USB-kabel, of via een draadloze Wi-Fi-verbinding.
Verzeker u er van tevoren van dat de camera niet is verbonden met een smartphone.

De procedure verschilt afhankelijk van de gebruikte verbindingsmethode.
  1. A. Aansluiten via USB
  2. B. Aansluiten via Wi-Fi Direct
  3. C. Aansluiten via een Wi-Fi-accesspoint

A. Aansluiten via USB

  1. A-1. Sluit de camera en de computer op elkaar aan met behulp van de bijgeleverde USB-kabel.
    * Als bij de camera geen USB-kabel werd geleverd, gebruikt u een in de winkel verkrijgbare USB-kabel.
  2. A-2. Selecteer op de camera [Opn op afst(PC-afst.bedien.)].
    Als alternatief, selecteer MENU → (Instellingen) → [USB] → [USB-verbind.modus] → [PC-afstandsbed.], en verbind daarna de camera met de computer met behulp van een USB-kabel.
    * De afgebeelde termen kunnen verschillen afhankelijk van de camera.
  3. A-3. Open op de computer, Remote.
  4. A-4. In het venster voor het selecteren van het apparaat, selecteert u een camera die u wilt gebruiken voor het opnemen met afstandsbediening door erop te dubbelklikken.
    venster apparaatselectie

B. Aansluiten via Wi-Fi Direct

Sluit de camera en de computer rechtstreeks op elkaar aan met behulp van Wi-Fi zonder tussenkomst van een accesspoint.

  1. B-1. Selecteer op de camera de volgende instelling om de Wi-Fi-verbindingsinformatie (SSID en wachtwoord) van de camera af te beelden.
    • MENU → (Netwerk) → [Verb./PC-afst.b] → [PC-afstandsbedien.f.] → [Wi-Fi Direct-inform.]
  2. B-2. Klik op (netwerkpictogram) op het computerscherm (rechtsonder bij Windows en rechtsboven bij Mac)* en selecteer de SSID die op de camera wordt afgebeeld in de lijst die wordt weergegeven.
    * Het pictogram en de plaats ervan op het scherm kunnen afwijken afhankelijk van uw computermodel en instellingen.
  3. B-3. Gebruik de SSID en het wachtwoord dat op de camera wordt afgebeeld om een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen tussen de computer en de camera.
  4. B-4. Op de camera wordt een bericht over toegangsverificatie afgebeeld. Selecteer [Toeg.verificatie-info.].
    • Als geen bericht over toegangsverificatie wordt afgebeeld, voert u de volgende instelling uit.
    • MENU → (Netwerk) → [Netwerkoptie] → [Instell. toeg.verificat.] → [Toegangsverificatie] → [Aan]
    • MENU → (Netwerk) → [Netwerkoptie] → [Toeg.verificatie-info.]
  5. B-5. Open op de computer, Remote.
    • Als de naam van de camera niet wordt afgebeeld, klikt u op [Vernieuwen].
  6. B-6. In het venster voor het selecteren van het apparaat, selecteert u een camera die u wilt gebruiken voor het opnemen met afstandsbediening door erop te dubbelklikken.
  7. B-7. Raadpleeg de informatie over de toegangsverificatie die op de camera wordt afgebeeld, voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in op de computer en klik op [OK].
    • Nadat de ingevoerde verificatiegegevens zijn opgeslagen, kunt u in het vervolg verbinding maken zonder de gebruikersnaam en het wachtwoord in te voeren.
    • U kunt de opgeslagen gebruikersnaam met wachtwoord verwijderen vanaf de menubalk van de Remote-applicatie op de computer.

    Opmerking

    • Bij het invoeren van gebruikersnamen, wachtwoorden en vingerafdrukken verzekert u zich ervan dat niemand in de buurt is om te vermijden dat de informatie op het scherm wordt gezien door anderen, en om onbevoegd gebruik te voorkomen.
    • Als u bij het invoeren het wachtwoord zichtbaar maakt, bestaat de kans dat anderen het zien. Zorg ervoor dat niemand in de buurt is voordat u het zichtbaar maakt.
  8. B-8. Bevestig dat de vingerafdruk die op de computer wordt afgebeeld overeenkomt met die op de camera wordt afgebeeld, en klik vervolgens op [Verbinden].

C. Aansluiten via een Wi-Fi-accesspoint

Sluit de camera en de computer op elkaar aan met behulp van Wi-Fi via een accesspoint.

  1. C-1. Voer op de camera de volgende instelling uit.
    • MENU → (Netwerk) → [Wi-Fi] → [Wi-Fi verbinden] → [Aan]
  2. C-2. Sluit de camera aan op het accesspoint.
    • Sluit de computer aan op hetzelfde accesspoint.
  3. C-3. Voer op de camera de volgende instelling uit.
    * De afgebeelde termen kunnen verschillen afhankelijk van de camera.
    • MENU → (Netwerk) → [Verb./PC-afst.b] → [PC-afstandsbedien.f.] → [PC-afstandsbed.] → [Aan]
  4. C-4. Op de camera wordt een bericht over toegangsverificatie afgebeeld. Selecteer [Toeg.verificatie-info.].
    • Als geen bericht over toegangsverificatie wordt afgebeeld, voert u de volgende instelling uit op de camera of gebruikt u koppelen om aan te sluiten.
    • MENU → (Netwerk) → [Netwerkoptie] → [Instell. toeg.verificat.] → [Toegangsverificatie] → [Aan]
    • MENU → (Netwerk) → [Netwerkoptie] → [Toeg.verificatie-info.]
    • Om aan te sluiten met behulp van koppelen, raadpleegt u de procedure voor de ZV-E10.
  5. C-5. Open op de computer, Remote.
    • Als de naam van de camera niet wordt afgebeeld, klikt u op [Vernieuwen].
  6. C-6. In het venster voor het selecteren van het apparaat, selecteert u een camera die u wilt gebruiken voor het opnemen met afstandsbediening door erop te dubbelklikken.
  7. C-7. Raadpleeg de informatie over de toegangsverificatie die op de camera wordt afgebeeld, voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in op de computer en klik op [OK].
    • Nadat de ingevoerde verificatiegegevens zijn opgeslagen, kunt u in het vervolg verbinding maken zonder de gebruikersnaam en het wachtwoord in te voeren.
    • U kunt de opgeslagen gebruikersnaam met wachtwoord verwijderen vanaf de menubalk van de Remote-applicatie op de computer.

    Opmerking

    • Bij het invoeren van gebruikersnamen, wachtwoorden en vingerafdrukken verzekert u zich ervan dat niemand in de buurt is om te vermijden dat de informatie op het scherm wordt gezien door anderen, en om onbevoegd gebruik te voorkomen.
    • Als u bij het invoeren het wachtwoord zichtbaar maakt, bestaat de kans dat anderen het zien. Zorg ervoor dat niemand in de buurt is voordat u het zichtbaar maakt.
  8. C-8. Bevestig dat de vingerafdruk die op de computer wordt afgebeeld overeenkomt met die op de camera wordt afgebeeld, en klik vervolgens op [Verbinden].

ILCE-7RM5/7CR/7CM2/7M4/6700, ZV-E1, ILME-FX3/FX30

U kunt de camera aansluiten via USB met behulp van een USB-kabel, of via een draadloze Wi-Fi-verbinding.
Verzeker u er van tevoren van dat de camera niet is verbonden met een smartphone.

De procedure verschilt afhankelijk van de gebruikte verbindingsmethode.
  1. A. Aansluiten via USB
  2. B. Aansluiten via Wi-Fi Direct
  3. C. Aansluiten via een Wi-Fi-accesspoint

A. Aansluiten via USB

  1. A-1. Sluit de camera en de computer op elkaar aan met behulp van de bijgeleverde USB-kabel.
    * Als bij de camera geen USB-kabel werd geleverd, gebruikt u een in de winkel verkrijgbare USB-kabel.
  2. A-2. Selecteer op de camera [Opn op afst(PC-afst.bedien.)].
    Als alternatief, selecteer MENU → (Instellingen) → [USB] → [USB-verbind.modus] → [PC-afstandsbed.], en verbind daarna de camera met de computer met behulp van een USB-kabel.
    * De afgebeelde termen kunnen verschillen afhankelijk van de camera.
  3. A-3. Open op de computer, Remote.
  4. A-4. In het venster voor het selecteren van het apparaat, selecteert u een camera die u wilt gebruiken voor het opnemen met afstandsbediening door erop te dubbelklikken.
    venster apparaatselectie

B. Aansluiten via Wi-Fi Direct

Sluit de camera en de computer rechtstreeks op elkaar aan met behulp van Wi-Fi zonder tussenkomst van een accesspoint.

  1. B-1. Selecteer op de camera de volgende instelling om de Wi-Fi-verbindingsinformatie (SSID en wachtwoord) van de camera af te beelden.
    • MENU → (Netwerk) → [Verb./PC-afst.b] → [PC-afstandsbedien.f.] → [Wi-Fi Direct-inform.]
  2. B-2. Klik op (netwerkpictogram) op het computerscherm (rechtsonder bij Windows en rechtsboven bij Mac)* en selecteer de SSID die op de camera wordt afgebeeld in de lijst die wordt weergegeven.
    * Het pictogram en de plaats ervan op het scherm kunnen afwijken afhankelijk van uw computermodel en instellingen.
  3. B-3. Gebruik de SSID en het wachtwoord dat op de camera wordt afgebeeld om een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen tussen de computer en de camera.
  4. B-4. Open op de computer, Remote.
    • Als de naam van de camera niet wordt afgebeeld, klikt u op [Vernieuwen].
  5. B-5. In het venster voor het selecteren van het apparaat, selecteert u een camera die u wilt gebruiken voor het opnemen met afstandsbediening door erop te dubbelklikken.

C. Aansluiten via een Wi-Fi-accesspoint

Sluit de camera en de computer op elkaar aan met behulp van Wi-Fi via een accesspoint.

  1. C-1. Voer op de camera de volgende instelling uit.
    • MENU → (Netwerk) → [Wi-Fi] → [Wi-Fi verbinden] → [Aan]
  2. C-2. Sluit de camera aan op het accesspoint.
    • Sluit de computer aan op hetzelfde accesspoint.
  3. C-3. Voer op de camera de volgende instelling uit.
    • MENU → (Netwerk) → [Verb./PC-afst.b] → [PC-afstandsbedien.f.] → [PC-afstandsbedien.] → [Aan]
      * De afgebeelde termen kunnen verschillen afhankelijk van de camera.
  4. C-4. Op de camera wordt een bericht over toegangsverificatie afgebeeld. Selecteer [Toeg.verificatie-info.].
    • Als geen bericht over toegangsverificatie wordt afgebeeld, voert u de volgende instelling uit op de camera of gebruikt u koppelen om aan te sluiten.
    • MENU → (Netwerk) → [Netwerkoptie] → [Instell. toeg.verificat.] → [Toegangsverificatie] → [Aan]
    • MENU → (Netwerk) → [Netwerkoptie] → [Toeg.verificatie-info.]
    • Om aan te sluiten met behulp van koppelen, raadpleegt u de procedure voor de ZV-E10.
  5. C-5. Open op de computer, Remote.
    • Als de naam van de camera niet wordt afgebeeld, klikt u op [Vernieuwen].
  6. C-6. In het venster voor het selecteren van het apparaat, selecteert u een camera die u wilt gebruiken voor het opnemen met afstandsbediening door erop te dubbelklikken.
  7. C-7. Raadpleeg de informatie over de toegangsverificatie die op de camera wordt afgebeeld, voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in op de computer en klik op [OK].
    • Nadat de ingevoerde verificatiegegevens zijn opgeslagen, kunt u in het vervolg verbinding maken zonder de gebruikersnaam en het wachtwoord in te voeren.
    • U kunt de opgeslagen gebruikersnaam met wachtwoord verwijderen vanaf de menubalk van de Remote-applicatie op de computer.

    Opmerking

    • Bij het invoeren van gebruikersnamen, wachtwoorden en vingerafdrukken verzekert u zich ervan dat niemand in de buurt is om te vermijden dat de informatie op het scherm wordt gezien door anderen, en om onbevoegd gebruik te voorkomen.
    • Als u bij het invoeren het wachtwoord zichtbaar maakt, bestaat de kans dat anderen het zien. Zorg ervoor dat niemand in de buurt is voordat u het zichtbaar maakt.
  8. C-8. Bevestig dat de vingerafdruk die op de computer wordt afgebeeld overeenkomt met die op de camera wordt afgebeeld, en klik vervolgens op [Verbinden].

ZV-E10

U kunt de camera aansluiten via USB met behulp van een USB-kabel, of via een draadloze Wi-Fi-verbinding.

  1. Voer op de camera de volgende instelling uit.

    • MENU → (Netwerk) → [Smartphoneverbind.] → [Smartphoneverbind.] → [Uit]
    • MENU → (Netwerk) → [PC-afstandsbedien.f.] → [PC-afst.b.-verb.meth] → Selecteer de gewenste aansluitmethode
    • MENU → (Netwerk) → [PC-afstandsbedien.f.] → [PC-afstandsbedien.] → [Aan]
  2. De procedure is verschillend voor elke selectie van [PC-afst.b.-verb.meth].

    A. [USB]

    Sluit de camera en de computer op elkaar aan met behulp van de bijgeleverde USB-kabel.

    B. [Wi-Fi Direct]

    Sluit de camera en de computer op elkaar aan met behulp van Wi-Fi zonder tussenkomst van een accesspoint.

    1. B-1. Selecteer op de camera [PC-afstandsbedien.f.] → [Wi-Fi Direct-inform.] om de SSID en het wachtwoord van de camera af te beelden.
    2. B-2. Klik op (netwerkpictogram) op het computerscherm (rechtsonder bij Windows en rechtsboven bij Mac)* en selecteer de SSID die op de camera wordt afgebeeld in de lijst die wordt weergegeven.
      * Het pictogram en de plaats ervan op het scherm kunnen afwijken afhankelijk van uw computermodel en instellingen.
    3. B-3. Gebruik de SSID en het wachtwoord dat op de camera wordt afgebeeld om een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen tussen de computer en de camera.

    C. [Wi-Fi-toeg.pntv.]

    Sluit de camera en computer op elkaar aan met behulp van Wi-Fi via een accesspoint. Het is nodig om de camera te koppeling aan de computer.

    1. C-1. Selecteer op de camera [WPS-Push] of [Toegangspunt instel.] om de camera en de computer te verbinden met hetzelfde accesspoint.
    2. C-2. Wacht totdat [Verbonden via Wi-Fi.] wordt afgebeeld op de camera en selecteer daarna [PC-afstandsbedien.f.] → [Koppeling].
      Als op de camera het item [Verb. zonder koppel.] wordt afgebeeld, selecteert u [Inschakelen] om verbinding te maken zonder te koppelen.
    3. C-3. Ga verder met de stappen 3 en 4 en volg de instructies van de Remote-applicatie op de computer om het koppelen te voltooien.
  3. Open op de computer, Remote.

  4. In het venster voor het selecteren van het apparaat, selecteert u een camera die u wilt gebruiken voor het opnemen met afstandsbediening door erop te dubbelklikken.

    Als de naam van de camera niet wordt afgebeeld, klikt u op [Vernieuwen].

    venster apparaatselectie

ZV-1F/1M2

U kunt de camera via USB aansluiten met behulp van een USB-kabel.
Verzeker u er van tevoren van dat de camera niet is verbonden met een smartphone.

  1. Sluit de camera aan met behulp van een USB-kabel op de computer.

    * Als bij de camera geen USB-kabel werd geleverd, gebruikt u een in de winkel verkrijgbare USB-kabel.

  2. Selecteer op de camera [Opn op afst(PC-afst.bedien.)].

    Als alternatief, selecteer MENU → (Instellingen) → [USB] → [USB-verbind.modus] → [PC-afstandsbed.], en verbind daarna de camera met de computer met behulp van een USB-kabel.

  3. Open op de computer, Remote.

  4. In het venster voor het selecteren van het apparaat, selecteert u een camera die u wilt gebruiken voor het opnemen met afstandsbediening door erop te dubbelklikken.

    Als de naam van de camera niet wordt afgebeeld, klikt u op [Vernieuwen].

    venster apparaatselectie

ZV-1

U kunt de camera via USB aansluiten met behulp van een USB-kabel.

  1. Gebruik het MENU op de camera om de volgende instelling te maken.

    • MENU → (Netwerk) → [Bedien. via smartph.] → [Bedien. via smartph.] → [Uit]
    • MENU → (Netwerk) → [PC-afstandsbedien.f.] → [PC-afstandsbedien.] → [Aan]
  2. Sluit de camera aan met behulp van een USB-kabel op de computer.

    "Verbinden... " worden weergegeven op de monitor van de camera.

  3. Open op de computer, Remote.

  4. In het venster voor het selecteren van het apparaat, selecteert u een camera die u wilt gebruiken voor het opnemen met afstandsbediening door erop te dubbelklikken.

    Als de naam van de camera niet wordt afgebeeld, klikt u op [Vernieuwen].

    venster apparaatselectie

ILX-LR1

U kunt de camera via USB aansluiten met behulp van een USB-kabel, via een bekabelde LAN-verbinding of via een draadloze Wi-Fi-verbinding.
Verzeker u er van tevoren van dat de camera niet is verbonden met een smartphone.

A. Aansluiten via USB

  1. A-1. Sluit de computer aan op de camera met behulp van een in de winkel verkrijgbare USB-kabel.
  2. A-2. Selecteer op de camera [Opn op afst(PC-afst.bedien.)].
    Als alternatief, selecteer MENU → (Instellingen) → [USB] → [USB-verbind.modus] → [PC-afstandsbed.], en verbind daarna de camera met de computer met behulp van een USB-kabel.
  3. A-3. Open op de computer, Remote.
  4. A-4. In het venster voor het selecteren van het apparaat, selecteert u een camera die u wilt gebruiken voor het opnemen met afstandsbediening door erop te dubbelklikken.
    venster apparaatselectie

B. Aansluiten via Wi-Fi Direct

Sluit de camera en de computer rechtstreeks op elkaar aan met behulp van Wi-Fi zonder tussenkomst van een accesspoint.

  1. B-1. Selecteer op de camera de volgende instelling om de Wi-Fi-verbindingsinformatie (SSID en wachtwoord) van de camera af te beelden.
    • MENU → (Netwerk) → [Verb./PC-afst.b] → [PC-afstandsbedien.f.] → [Wi-Fi Direct-inform.]
  2. B-2. Klik op (netwerkpictogram) op het computerscherm (rechtsonder bij Windows en rechtsboven bij Mac)* en selecteer de SSID die op de camera wordt afgebeeld in de lijst die wordt weergegeven.
    * Het pictogram en de plaats ervan op het scherm kunnen afwijken afhankelijk van uw computermodel en instellingen.
  3. B-3. Gebruik de SSID en het wachtwoord dat op de camera wordt afgebeeld om een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen tussen de computer en de camera.
  4. B-4. Open op de computer, Remote.
    • Als de naam van de camera niet wordt afgebeeld, klikt u op [Vernieuwen].
  5. B-5. In het venster voor het selecteren van het apparaat, selecteert u een camera die u wilt gebruiken voor het opnemen met afstandsbediening door erop te dubbelklikken.

C. Aansluiten via een Wi-Fi-accesspoint

Sluit de camera en de computer op elkaar aan met behulp van Wi-Fi via een accesspoint.

  1. C-1. Voer op de camera de volgende instelling uit.
    • MENU → (Netwerk) → [Wi-Fi] → [Wi-Fi verbinden] → [Aan]
  2. C-2. Sluit de camera aan op het accesspoint.
    • Sluit de computer aan op hetzelfde accesspoint.
  3. C-3. Voer op de camera de volgende instelling uit.
    • MENU → (Netwerk) → [Verb./PC-afst.b] → [PC-afstandsbedien.f.] → [PC-afstandsbed.] → [Aan]
  4. C-4. Op de camera wordt een bericht over toegangsverificatie afgebeeld. Selecteer [Toeg.verificatie-info.].
    • Als geen bericht over toegangsverificatie wordt afgebeeld, voert u de volgende instelling uit op de camera of gebruikt u koppelen om aan te sluiten.
    • MENU → (Netwerk) → [Netwerkoptie] → [Instell. toeg.verificat.] → [Toegangsverificatie] → [Aan]
    • MENU → (Netwerk) → [Netwerkoptie] → [Toeg.verificatie-info.]
    • Om aan te sluiten met behulp van koppelen, raadpleegt u de procedure voor de ILCE-1.
  5. C-5. Open op de computer, Remote.
    • Als de naam van de camera niet wordt afgebeeld, klikt u op [Vernieuwen].
  6. C-6. In het venster voor het selecteren van het apparaat, selecteert u een camera die u wilt gebruiken voor het opnemen met afstandsbediening door erop te dubbelklikken.
  7. C-7. Raadpleeg de informatie over de toegangsverificatie die op de camera wordt afgebeeld, voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in op de computer en klik op [OK].
    • Nadat de ingevoerde verificatiegegevens zijn opgeslagen, kunt u in het vervolg verbinding maken zonder de gebruikersnaam en het wachtwoord in te voeren.
    • U kunt de opgeslagen gebruikersnaam met wachtwoord verwijderen vanaf de menubalk van de Remote-applicatie op de computer.

    Opmerking

    • Bij het invoeren van gebruikersnamen, wachtwoorden en vingerafdrukken verzekert u zich ervan dat niemand in de buurt is om te vermijden dat de informatie op het scherm wordt gezien door anderen, en om onbevoegd gebruik te voorkomen.
    • Als u bij het invoeren het wachtwoord zichtbaar maakt, bestaat de kans dat anderen het zien. Zorg ervoor dat niemand in de buurt is voordat u het zichtbaar maakt.
  8. C-8. Bevestig dat de vingerafdruk die op de computer wordt afgebeeld overeenkomt met die op de camera wordt afgebeeld, en klik vervolgens op [Verbinden].

D. Aansluiten met behulp van een bekabeld LAN

Sluit de camera met behulp van een LAN-kabel aan op de computer. Een USB-LAN-conversieadapter is vereist.

  1. D-1. Voer op de camera de volgende instelling uit.
    • MENU → (Netwerk) → [USB-LAN/tether.] → [USB-LAN-verbind.]
  2. D-2. Volg de aanwijzingen die op de camera worden afgebeeld om de USB-LAN-conversieadapter aan te sluiten op de camera.
  3. D-3. Voer op de camera de volgende instelling uit.
    • MENU → (Netwerk) → [Verb./PC-afst.b] → [PC-afstandsbedien.f.] → [PC-afstandsbed.] → [Aan]
  4. D-4. Sluit de camera en de computer of switch op elkaar aan met behulp van een LAN-kabel.
    ※Mogelijk moet u ongeveer 1 minuut wachten voordat de LAN-kabel wordt herkend.
  5. D-5. Op de camera wordt een bericht over toegangsverificatie afgebeeld. Selecteer [Toeg.verificatie-info.].
    • Als geen bericht over toegangsverificatie wordt afgebeeld, voert u de volgende instelling uit op de camera of gebruikt u koppelen om aan te sluiten.
    • MENU → (Netwerk) → [Netwerkoptie] → [Instell. toeg.verificat.] → [Toegangsverificatie] → [Aan]
    • MENU → (Netwerk) → [Netwerkoptie] → [Toeg.verificatie-info.]
    • Om aan te sluiten met behulp van koppelen, raadpleegt u de procedure voor de ILCE-1.
  6. D-6. Open op de computer, Remote.
    • Als de naam van de camera niet wordt afgebeeld, klikt u op [Vernieuwen].
  7. D-7. In het venster voor het selecteren van het apparaat, selecteert u een camera die u wilt gebruiken voor het opnemen met afstandsbediening door erop te dubbelklikken.
  8. D-8. Raadpleeg de informatie over de toegangsverificatie die op de camera wordt afgebeeld, voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in op de computer en klik op [OK].
    • Nadat de ingevoerde verificatiegegevens zijn opgeslagen, kunt u in het vervolg verbinding maken zonder de gebruikersnaam en het wachtwoord in te voeren.
    • U kunt de opgeslagen gebruikersnaam met wachtwoord verwijderen vanaf de menubalk van de Remote-applicatie op de computer.

    Opmerking

    • Bij het invoeren van gebruikersnamen, wachtwoorden en vingerafdrukken verzekert u zich ervan dat niemand in de buurt is om te vermijden dat de informatie op het scherm wordt gezien door anderen, en om onbevoegd gebruik te voorkomen.
    • Als u bij het invoeren het wachtwoord zichtbaar maakt, bestaat de kans dat anderen het zien. Zorg ervoor dat niemand in de buurt is voordat u het zichtbaar maakt.
  9. D-9. Bevestig dat de vingerafdruk die op de computer wordt afgebeeld overeenkomt met die op de camera wordt afgebeeld, en klik vervolgens op [Verbinden].

Bij gebruik van een andere camera

U kunt de camera via USB aansluiten met behulp van een USB-kabel.
* De afgebeelde termen kunnen verschillen afhankelijk van de camera.

  1. Gebruik het MENU op de camera om de volgende instelling te maken.

    • MENU → (Netwerk) / (Draadloos) → [Bedien. via smartph.] → [Bedien. via smartph.] → [Uit]*
    • MENU → (Instellingen) → [USB-verbinding] → [PC-afstandsbedien.]
    * Deze handeling is niet noodzakelijk op modellen zonder [Bedien. via smartph.]. 
  2. Sluit de camera aan met behulp van een USB-kabel op de computer.

    "Verbinden... " worden weergegeven op de monitor van de camera.

  3. Open op de computer, Remote.

  4. In het venster voor het selecteren van het apparaat, selecteert u een camera die u wilt gebruiken voor het opnemen met afstandsbediening door erop te dubbelklikken.

    Als de naam van de camera niet wordt afgebeeld, klikt u op [Vernieuwen].

    venster apparaatselectie